1.01.2016 - 31.12.2016 Literatuur

50 verjaardag van de dood van Stanisław Jerzy Lec

De grote Poolse aforist Stanisław Jerzy LEC stierf 50 jaar geleden. Wij vroegen aan prof. em. Leonard NEUGER (Universiteit van Stockholm) om kort terug te blikken op zijn leven en werk.
>>> lees de tekst van Leonard Neuger

Bovendien zullen wij elke week een aforisme van LEC plaatsen op deze pagina.Blijf ons dus volgen!

Als de kunst van de conversatie hoger lag bij ons, 
zou het geboortecijfer lager liggen.





Stanisław Jerzy Lec.
In een verglijdende, wankele, onzekere wereld

door prof. em. Leonard NEUGER (Universiteit van Stockholm)

Stanisław Jerzy LEC geboren op 6 maart 1909 in Lviv. Hij overleed op 7 mei 1966 in Warschau. Hij werd dus geboren in het Oostenrijks-Hongaarse Rijk, in Lemberg, de hoofdstad van een bizarre creatie, nl. het Koninkrijk Galicië en Lodomerië. In 1918, na afloop van de Eerste Weereldoorlog, viel Lemberg aan Polen ten deel en herwon het zo zijn Poolse naam: Lwów. In 1939 werd de stad bezet door de Sovjet-Unie, en heette van dan af Lvov. Vandaag ligt de stad in Oekraïne en draagt zij de naam Lviv. Lec overleed in de Volksrepubliek Polen, in de hoofdstad die toen Warszawa heette en vandaag nog steeds zo heet. Echter, onder de bezetting van het Derde Rijk, toen Lec er korte tijd verbleef, heette de stad ‘Warschau’. Alleen al de veranderingen van namen, landen en politieke regimes doen ons duizelen, en dan presenteer ik de feiten nog maar in een vereenvoudigde versie. Ook het ontstaan van de Israëlische staat in 1948 mogen we niet over het hoofd zien… Misschien kunnen we het aldus stellen: Stanisław Jerzy Lec werd geboren en stierf in een verglijdende, wankele, onzekere wereld. Achter deze formulering gaan uiterste wreedheid, genocide en terreur schuil, de achtergrond waartegen de levens van Lec en zijn tijdgenoten (o.a. Czesław Miłosz) zich afspeelden.

Stanisław Jerzy’s moeder heette Adela Safrin, zijn vader Benon de Tusch-Letz. Lec’ Joodse voorouders hadden zich vanuit Spanje via Nederland en Duitsland in Polen gevestigd. In de 19e eeuw schonk de keizer de baronstitel aan de familie, voor bewezen diensten aan de Oostenrijks-Hongaarse monarchie. Het begin van deze tekst zou dus moeten klinken: “Baron Stanisław Jerzy de Tusch-Letz werd geboren etc.” Tijdens WO I zocht het gezin Lec zijn toevlucht in Wenen. Na zijn terugkeer in Lwów studeerde Stanisław Jerzy achtereenvolgens aan de Evangelische Oberschule en aan het Kamerling Gymnasium. Thuis sprak men Pools en vast ook Duits, op school Duits, het milieu was Pools, Joods en Oostenrijks gekleurd, een smeltkroes van katholieken, protestanten, joden en areligieuzen. In 1927 begon Lec aan zijn studie Poolse filologie. Nadien studeerde hij rechten aan de vermaarde (Poolse) Universiteit van Lwów, een studie die hij afrondde in 1933, het jaar waarin Adolf Hitler Duits kanselier werd.
In 1929 debuteerde hij in literaire tijdschriften. Lec had intussen een belangrijke beslissing genomen: hij deed afstand van zijn aristocratische titel, en zo verdween baron de Tusch voorgoed uit zijn handtekening. Maar zijn debuutgedicht tekende hij wel nog met de Duitse versie van zijn naam: Letz. Aan zijn boekdebuut van 1933, en ook aan zijn twee satirische dichtbundels verbond hij de Poolse schrijfwijze van zijn naam, Lec. Van nu af aan zou hij altijd zo tekenen, zijn voornamen vaak reducerend tot ‘St. J.’ Lec zou het later nog hebben over de verborgen betekenissen van zijn familienaam: LEC achterstevoren gelezen levert CEL op (Pools voor doel). In het Hebreeuws betekent het NAR, in het Duits, letzt, LAATST. En met de meisjesnaam van zijn moeder, Safrin, wat in het Hebreeuws SCHRIJVER betekent, treedt uit deze chaos van tijdsgewrichten en deze warboel van namen, staten en grenzen een meertalige, Pools-Hebreeuws-Duitse lotsbestemming naar voren: Lec zou schrijver zijn, satiricus (humorist), doel-offer en laatste overlevende.

Zoals velen van zijn generatie, had Lec voor de oorlog geflirt met het communisme, hoewel hij nooit een partijkaart op zak heeft gehad. In 1939 werden, zoals gestipuleerd in het Molotov-Ribbentroppact, de oostelijke delen van Polen, waaronder Lwów, bezet (en aangehecht) door de Sovjet-Unie. Lec publiceerde in De rode standaard, een communistische krant die in het Pools verscheen, en liet er zelfs een Stalin verheerlijkend gedicht verschijnen. Hij was een getuige van de grote terreur: aanhoudingen onder het kruim van de linkse Poolse schrijvers (Władysław Broniewski, Aleksander Wat, Tadeusz Peiper), provocaties, deportaties, of simpelweg het verdwijnen van mensen. De tijd van de grote angst was aangebroken.

In 1941 namen de Duitsers Lwów in. Lec, die Joods was, werd opgesloten in een werkkamp in Tarnopól. Hij ontsnapte aan een gewisse dood op het moment dat hij letterlijk zijn eigen graf al had gegraven. Een gelukkig toeval redde hem, evenals, nadien, zijn onberispelijke kennis van het Duits. Hij bereikte ‘Warschau’ en meldde zich aan bij de clandestiene communistische instanties. Zijn semitische uiterlijk maakte zijn verblijf in de stad onmogelijk. Hij werd ingedeeld bij de nota bene antisemitische partizanenafdeling van Lublin (hij schreef hierover), waarin hij streed tot het einde van de oorlog.

Na de oorlog, in 1949, werd Lec persattaché van het Gezantschap van de Republiek Polen in het door de Sovjets bezette deel van Wenen. Het ware moeilijk een geschiktere kandidaat te vinden voor deze post: een uitstekende kennis van het Duits, een (van kindsbeen af) grote vertrouwdheid met de stad, een goede vorming, een rimpelloze welgemanierdheid, een links engagement dat dateert van voor de oorlog en de blik van een goede dichter en satiricus. Het feit dat hij toen al (1946–1950) vier satirische en poëtische titels uitgegeven had, bevestigen dit alleen maar. Toch is hier enige omzichtigheid geboden. In het communistische kamp woedde een brutale machtsstrijd, en zijn intellectuele identiteit als dichter evenals zijn stijl werden afgedaan als een slaafse navolging van het socialistisch-realisme. Zijn deeltjes poëzie en satiren werden op scherpe kritiek ontvangen. Het bezette Wenen was ten slotte niet meer het Wenen van voor de oorlog, en Lec was ook niet meer gewoon wie hij was geweest: nu was hij de laatste overlevende… In 1950, nadat hij het Gezantschap had verlaten, besloten Lec en zijn gezin om naar Israël te emigreren, wat in het communistische Polen gelijkstond met verraad en desertie. De dichter kon echter niet aarden in zijn nieuwe heimat. In 1952 nam hij het dramatische besluit om terug te keren naar Polen. Hij was destijds naar Wenen getrokken in volle transitietijd. Nu keerde hij terug naar een gestaliniseerd Polen. Samen met Lec gezien worden was riskant, hij raakte maatschappelijk geïsoleerd en kreeg een publicatieverbod opgelegd; zijn boeken werden uit bibliotheken verwijderd. Hij maakte enkele vertalingen (o.a. Bertolt Brechts “Moeder Courage”, poëzie van Paul Celan). Hij trachtte zich te bekeren.

Pas in 1956 gaf hij zijn volgende bundel uit, al mochten zijn werken al in 1955 verschijnen in de literaire pers. De laatste tien jaren van zijn leven wijdde hij aan literaire werkzaamheden: hij schreef poëzie en satirische werken, en vertaalde. In 1955 verschenen in het tijdschrift Nowa Kultura vijftien aforismen van Lec. Niemand herinnerde zich dat er al eerder, in 1949, vier daarvan waren verschenen in het tijdschrift Szpilki. En zo plaatste Lec van 1955 tot zijn dood in 1966 zijn “Ongekamde gedachten” in diverse tijdschriften, vooral in Przegląd kulturalnyŚwiat en Dialog. Daarnaast verschenen ze ook vanaf 1957 in boekvorm, in steeds volumineuzere uitgaven bij Wydawnictwo Literackie in Krakau (1957, 1959, 1964). De antisemitische campagne van 1968 zorgde ervoor dat de volgende reeks “Ongekamde gedachten” pas in 1972 het licht kon zien. De uitgave van 1957 bevatte 193 aforismen, die van 1991 – 2160, die van 1996 – 2605, en in de tot dusver omvangrijkste uitgave van 2006 bij uitgeverij Noir sur Blanc zijn het er 4711, en dit dankzij Lidia Kośka, de illustere Lec-specialiste en -monografiste die erin slaagde om uit krabbels op losse bladen of zelfs servetten een groot aantal nooit voordien verschenen aforismen bijeen te lezen. Een deel ervan viel ten prooi aan de censuur, een ander deel kwam om vanzelfsprekende redenen zelfs nooit onder ogen van de censuur, maar een groot aantal wachtte mogelijk op publicatie, of diende de dichter als noodproviand.

Lec noemde deze werkjes gedachten, meningen en – zelden– aforismen. Misschien wilde hij hun niet de geleerde term aforisme opleggen, met zijn diep reikende wortels: in Hippokrates’ geneeskundige voorschriften, de “Aphorismoi”, betekent het zoveel als afscheiding, definitie. Lec wilde zich niet inschrijven in de traditie van antieke sententiën en Franse maximes, waarmee hij, behalve met hun elegantie, niet zoveel voeling had. Lec staat veel dichter bij de Duitstalige traditie, in het bijzonder bij Karl Kraus. In de “Ongekamde gedachten” zelf wijst de auteur zonder omwegen op een ander spoor: gevraagd, hoelang hij op zijn gedachten broedt, antwoordde hij: “Zesduizend jaar”. Dit is duidelijk een verwijzing naar de joodse kalender. Aan zulke referenties aan het joodse denken is er in Lec’ werken geen gebrek. Er zijn ook reminiscenties aan de Poolse aforistiek, maar die zijn verwaarloosbaar. De titel zelf, ongekamde gedachten, wijst in de richting van een schrijver die heel dicht bij Lec staat, Heinrich Heine, die het ironisch heeft over “Schön gekämmte, friesierte Gedanken”.

Nog tijdens Lec’ leven genoten de “Ongekamde gedachten” al een enorm succes in Polen, waar ze vooral politiek werden gelezen, als een uitdrukking van verzet tegen de communistische machthebbers. Maar ook buiten de landsgrenzen, vooral in Duitsland, werden ze gelezen. Ze vormen een onbetwist meesterwerk van de Poolse letteren, en een hoogtepunt in de aforistische literatuur. Natuurlijk genoot Lec enorm van zijn roem en populariteit, maar… het stemde hem ook enigszins bitter, want hij beschouwde zich bovenal als dichter. En hij wás ook een zeer goed dichter, maar de “Ongekamde gedachten” zijn nu eenmaal een onvergelijkbaar werk dat nog niets aan frisheid en scherpte heeft ingeboet. Ze spelen met diep in de taal gewortelde en schijnbaar onschuldige stereotypen, clichés, beelden, mythen, automatismen, en halen plots die onschuld onderuit, in een ontmaskerende flits, die zo geestig werkt dat het angstaanjagend is. Weliswaar zijn ze nog steeds anti-politiek geladen, maar steeds meer krijgen we nu ook hun diepe, filosofische dimensie te zien.

 

 

 

 

 

Links

Fotogalerij

van tot
Gepland Literatuur